Er zijn van die woorden die al je spieren doen verkrampen als je ze hoort. Voor mij was dat heel lang ‘zichtbaarheid’. Alsof iemand je midden op een druk plein op een sokkel wil hijsen, terwijl je het liefst een beetje in de schaduw staat te observeren. Ik heb mijn hele leven al een haat-liefdeverhouding met zichtbaarheid. En volgens mij ben ik niet de enige.
Als kind heb ik onzichtbaarheid tot kunst moeten verheffen. Dat klinkt dramatisch – en het was het wel ook een beetje. Ik was het lieve, stille meisje. Boosheid, verdriet, grensoverschrijdende emoties? Die stopte ik netjes in een onzichtbare kluis. Want thuis voelde ik geen ruimte voor schreeuwen en/of smijten. Ik was een meisje, en schreeuwen en smijten was ordinair. Maar ook: er was al genoeg verdriet, en het laatste wat ik wilde, was nog meer ‘last’ zijn.
Ik heb mijn ouders dat lang kwalijk genomen. Tot ik zelf volwassen werd (oké, 52 inmiddels – dus best volwassen) en ging zien waar hun gedrag vandaan kwam. Begrip en compassie heeft het in elk geval iets makkelijker gemaakt om het in perspectief te plaatsen.
Maar het zaadje, de overtuiging, is destijds wel stevig geplant: zichtbaar zijn = gevaarlijk. Hoge bomen, veel wind, weet je wel. Of zoals de moderne versie klinkt: toetsenbordridders, cancelcultuur, en iedereen die wat van je vindt zodra je je hoofd boven het maaiveld uitsteekt.
Ik heb het regelmatig te horen gekregen in mijn werkende leven: “Jij moet meer zichtbaar worden, je hebt iets te vertellen.” En ik dacht tot voor kort: Laat me met rust. Echt. Laat me gewoon lekker observeren vanaf de zijlijn met een kop koffie en een sarcastische blik. Zichtbaarheid voelde als: conflicten, gedoe. En ik was vooral goed in mezelf onzichtbaar maken. Eén op één? Graag. Grote groepen? Nachtmerrie. Netwerkborrels zijn voor mij nog steeds wat horrorfilms zijn voor mensen met een zwak hart.
En toch… toch heeft het me nooit helemaal lekker gezeten. Want onzichtbaarheid heeft een prijs. Je geeft niet alleen je ruimte weg, je levert ook stukjes van jezelf in. Jarenlang blogde ik (in mijn twintiger jaren) over dingen die ik meemaakte – en mensen vonden het mooi, herkenbaar, waardevol. Maar op een gegeven moment stopte ik ermee. De koelkast in. Het voelde te kwetsbaar.
Pas de laatste jaren, door een paar prachtige, wijze, grappige vrouwen om me heen (you know who you are ladies!), ben ik die koelkast weer gaan openzetten. En eerlijk: ik voel me nog steeds ongemakkelijk als ik dit zo opschrijf. Hallo, innerlijke criticus, fijn dat je ook weer even langskomt. Maar ik laat het staan.
Zichtbaarheid betekent voor mij allang niet meer allen op een podium staan en de ruimte vullen met grote gebaren. Het betekent ook laten zien wat er ín mij leeft, ook als het rommelig is. Juist dan. Niet perfect, maar wel echt.
De grootste les? Dat angst voor zichtbaarheid meestal een oude jas is die niet meer past. Ik herinner me nog mijn eerste spreekbeurt op school – bloednerveus, trillende handen, nauwelijks uit m’n woorden komen. En een geschiedenisleraar die vast vriendelijk was, maar die in mijn hoofd een mix werd van Sauron en Darth Vader.
Jaren later stond ik alsnog zelf voor de klas. Met de forst mogelijke weerzin, dankzij een leidinggevende die vond dat ik een Angst te overwinnen had. Ik moest automonteurs leren werken met een softwaresysteem. Geen enkel verstand van auto’s, idem van die specifieke software. Maar ik deed het wel. Doodsbang. Na nachten wakker liggen. En het werd, nadat ik het een paar maanden elke dag had gedaan, uiteindelijk comfortabel in het licht. Die ervaring maakte de weg vrij voor meer: trainingen geven, groepen begeleiden, en nu ook weer schrijven vanuit mezelf.
Dus ja, ik ben zichtbaar. Maar wel op mijn manier. Geen spotlight, geen toeters en bellen. Eerder een zaklampje op mijn binnenwereld. Voor wie het wil zien. Voor wie er iets in herkent. Voor wie er iets aan heeft.
En voor wie net als ik denkt dat onzichtbaarheid veiliger was: ik gun het je zo om (voorzichtig) zichtbaar te worden. Je hoeft het niet van de daken te schreeuwen. Maar je verhaal verdient wél gehoord te worden. Ook als je stem nog trilt.
Ontdek meer van De Buitenstaander
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Prachtig verwoord, lief nichtje. Je bent ( en was altijd al) een mooi mens en hebt er alle recht en reden toe om te mogen “shinen”.
De mate van shinen, die bepaal jij zelf. Blijf jezelf, mooi mens. En laat ons een beetje mee shinen door jou.
Heel veel liefs en hopelijk tot gauw weer eens.
Dankjewel lieve Cin! X