Bestaansrecht zonder voorwaarden – Deel 1
Soms komt een inzicht niet zachtjes binnen, maar als een mokerslag. Een waarheid die al jaren rondwaart in de schaduw, knalt dan ineens vol in het licht. Een paar weken geleden kreeg ik er zo een. Ik dacht dat ik een archetypische tarot reading (ja mensen, ook tarot is een van mijn passies!) zou krijgen over mijn bedrijf. Over blinde vlekken, over waar ik mezelf nog saboteer in het ondernemen. Maar de kaarten hadden andere plannen. Ze trokken me naar een diepere laag. Naar een schaduw die veel ouder is dan mijn werk, maar alles in mijn leven sluimerend beïnvloedt. Veel fundamenteler dus. Het ging over een groot gemis:
Onvoorwaardelijk mogen bestaan
Ik kreeg kippenvel. En als ik dat krijg, dan weet ik: dit is het, dit klopt. Hier draait het veel te vaak om, in mijn gedrag, mijn gedachten, mijn relaties, mijn keuzes. En ik weet, ik ben niet de enige. We zijn met veel. Misschien zijn we wel met allemaal.
Het script van vroeger
Ik leerde al jong dat ruimte innemen iets was, waar voorwaarden aan zaten. Thuis hadden we kostgangers, mensen met wisseldiensten, waaronder nachtdiensten. Er moest dus vaak overdag geslapen worden. Mijn ouders deden allebei ook dutjes overdag, moe van werk en hun leven. Stil zijn was voor mij de norm. Maar ook: rust bewaren. Geen gedoe. Geen drukte. Emoties als boosheid of verdriet werden al snel afgedaan met: “Wat heb jij nou te klagen, je hebt toch een mooi leven?” Of: “Wees dankbaar, doe niet zo verwend.”
En dus trok ik me terug. Werd ik inderdaad stil. Braaf. Onzichtbaar. Want zichtbaar zijn bracht risico’s met zich mee. Afwijzing. Boosheid. Schaamte. Ik schreef er al over in mijn blog over zichtbaarheid.
Als je dat maar vaak genoeg meemaakt, wordt het een overtuiging. Een script dat zich vastzet in je systeem. “Ik mag er zijn als ik stil ben. Als ik me aanpas. Als ik niet tot last ben.” En dat script laat zich niet zomaar wegtoveren. Het gaat mee je volwassen leven in. In relaties. In vriendschappen. In werk.
De echo in het nu
Het is bizar hoe sterk dat innerlijke script kan zijn, en tot welke vervelende dingen het kan leiden. Een wrang voorbeeld uit de actuele doos: mijn vriend was ziek. Verkouden, moe. En in plaats van compassie, voelde ik vooral irritatie. Boosheid zelfs. Niet omdat hij iets verkeerd deed. Hij vroeg niks van me. Maar ergens in mij riep een stem: “Nu moet jij weeeeer zorgen. Nu moet jij je weeeeeeer aanpassen.” En daar startte het innerlijk verzet.
Met lelijke gedachten, die ik ook keihard naar hem uitsprak. “Waarom ben je leuk bij je vrienden en ziek bij mij?” Meteen daarna, schaamte. Omdat ik wist: dit ben ik niet, maar zo gedraag ik me wel. Omdat ik me diep van binnen opgesloten voelde. Alsof mijn vrijheid werd afgepakt. Door iets buiten mij. En ik realiseerde me: het komt niet vanuit buiten, het komt van binnen. Van oud zeer. Van een overtuiging die nog steeds fluistert: “Jij mag pas bestaan als je zorgt. Als je nuttig bent. Als je aangepast bent. Als je je ruimte weggeeft.”
Te veel of niet genoeg
Ik ken zoveel mensen, vooral vrouwen, die hiermee worstelen. Die zich afvragen of ze te veel zijn. Of juist nooit genoeg. Die zich schuldig voelen als ze rust nemen, als ze dat al doen. Die zich verontschuldigen als ze zich uitspreken. Die zichzelf kleiner maken om anderen niet te belasten.
Waar en wanneer is die ellende in godsnaam begonnen? Ik vermoed: niet alleen in onze individuele verhalen, maar in de manier waarop we als samenleving naar bestaansrecht kijken. Waarom moeten we voldoen? Waarom moet het iets opbrengen, iets bijdragen, iets betekenen? Waarom is gewoon zijn nooit genoeg?
En nee, dit is geen aanklacht tegen ouders. Niet tegen mijn ouders. Die deden wat ze konden. Maar ook zij kenden waarschijnlijk geen bestaansrecht zonder voorwaarden. Ook zij hadden ouders die het niet konden geven. Omdat die het ook niet hadden gekend.
Dus het is niet persoonlijk. Het is collectief. En dat maakt het des te hardnekkiger.
De prijs van voorwaardelijkheid
Als je alleen maar bestaansrecht ervaart als je iets doet, iets goedmaakt, iets compenseert, dan raak je jezelf kwijt. Dan raak je uitgeput. Dan bouw je relaties die draaien om bewijzen, presteren, zorgen. Niet om gewoon zijn.
En dan komt er een moment dat je boos wordt. Of verdrietig. Of leeg. Omdat er een deel in jou schreeuwt: “Maar ik dan? Mag ik er ook zijn? Gewoon? Zonder dat ik eerst iets oplos, red, draag of incasseer?”
Dat moment is niet het einde. Het is het begin. Van bewustzijn. Van ontwaken. Als je wilt. En als je durft. Wat ik weet als geen ander, het is f*cking eng. Elke dag weer.
Een wereld die het ons niet leert
We leven in een wereld waarin je pas telt als je iets bijdraagt. Als je mooi bent. Succesvol. Behulpzaam. Slim. Hardwerkend. Liefst alles tegelijk. En het begint al vroeg. Op school. In je gezin. Op social media.
De boodschap is subtiel maar duidelijk: “Je mag er pas zijn als…”
En dus gaan we keihard rennen. Pleasen. Presteren. Aanpassen. Verdwijnen.
Maar wat als we daarmee precies datgene verliezen wat ons mens maakt? Wat als bestaansrecht niet iets is dat je verdient, maar iets dat je al gewoon hebt?
En wat als dat de sleutel is tot een andere wereld?
De uitnodiging
Dit was deel één. De binnenwereld. Mijn verhaal. En misschien ook (deels) dat van jou. In het volgende deel kijk ik verder. Naar hoe die oude overtuigingen zich sneaky kunnen vermommen als vrijheid. Hoe we denken dat we vrij zijn, terwijl we nog steeds dansen op het ritme van ons levensscript.
Maar voor nu alleen een suggestie:
Sta eens stil. Adem een paar keer diep in en uit. Voel. Vraag jezelf af: Moet ik van mezelf iets doen om te mogen zijn? En wat gebeurt er als het antwoord nee is, als ik gewoon even mag zijn?
Dat is waar het begint. Niet met een strijd. Maar met een fluistering die steeds luider mag worden: Ik besta. En dat is genoeg. Punt.
Ontdek meer van De Buitenstaander
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.